Encycliek van Zijne Heiligheid Mor Ignatius Afrem II – 2023

Met grote vreugde verwelkomen we opnieuw het seizoen van de heilige vastentijd, dat ons uitnodigt om ons te richten op onze geestelijke groei. In deze periode van inkeer en gebed willen we ons concentreren op de liefde en barmhartigheid van onze Heer Jezus, die ons leert om elkaar lief te hebben en te zorgen voor de zwakken en gemarginaliseerden in onze samenleving.

In onderstaande brief van Zijne Heiligheid Mor Ignatius Afrem II, lezen wij dat wij als Christenen een verantwoordelijkheid dragen jegens onze medemensen en om ons in te zetten voor diegenen die het nodig hebben. We worden herinnerd aan onze broederschap en verantwoordelijkheid jegens elkaar als mensen, door de vraag van God aan Kaïn: “Waar is je broer Abel?” (Gen. 4:9). We mogen niet reageren zoals Kaïn met de vraag: “Ben ik mijn broeders hoeder?” (vers 10). In plaats daarvan moeten we elkaar als hoeders beschouwen en elkaar helpen waar nodig.

Encycliek van Zijne Heiligheid Mor Ignatius Afrem II

222 – En, Encyclical
220 – Syr, Encyclical-1
221 – Ar, Encyclical

Lees onderstaande Nederlandse vertaling van de brief van Zijne Heiligheid Mor Ignatius Afrem II en laat u leiden door de barmhartigheid van onze Heer Jezus!

 


“Ben ik mijn broeders hoeder?” (Gen 4:10)

Geliefden in Christus,
Opnieuw straalt het seizoen van de heilige vastentijd op ons met zijn zegeningen, genade en geestelijke vruchten die ons optillen en helpen uit te stijgen boven alles wat onze ziel en ons lichaam belast. De Heilige Kerk heeft voor dit seizoen lezingen uit de Schrift gegeven om te lezen en te overwegen hoe onze Heer Jezus in alle steden en dorpen goed deed (vgl. Mt 9,35; Hand 10,38). Hij genas zieken en bewees barmhartigheid aan zwakken en marginalen. We staan ook stil bij de gelijkenissen die Hij gaf, zoals de barmhartige Samaritaan die die zijn vijand met barmhartigheid en liefde behandelde (vgl. Lc. 10: 25-37). Al deze werken en leringen waren symbolen en voorbeelden van de liefde van God voor ons. Hij is de Hemelse Geneesheer die kwam om onze mensheid te genezen van de giftige beet van de slang (vgl. Gen. 2). Hij heeft ons liefgehad tot het einde toe (Joh 3:16, 13:1), tot de dood, zelfs de dood aan het kruis (Filippenzen 2:8); Hij verloste ons en werd zoals wij, een broeder van ons, opdat wij zijn broeders en zusters zouden worden en kinderen van zijn hemelse Vader.

Daarom erkennen wij de gemeenschappelijke en unieke verantwoordelijkheid die ons als volgelingen en discipelen van Christus is toevertrouwd, om elkaar lief te hebben en samen te werken voor het welzijn van onze mensheid en de zwakken en verdrukten te dienen. In de hele Heilige Bijbel, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, met name in het leven van onze Heer Jezus op aarde, en later in het voorbeeld van de heilige apostelen en hun bedieningen, zien wij hoe God de armen, weduwen en vreemdelingen steunt, wat in strijd was met de meeste dominante culturen en religies, waar het principe van de overleving van de sterkste overheerst, terwijl de armen en zwakken naar de marge van de samenlevingen werden verdrongen. In sommige samenlevingen werden zieken geïsoleerd of achtergelaten of zelfs beschouwd als een bron van schaamte voor hun familie. Vrouwen werden ook minderwaardig behandeld, alsof ze mindere wezens waren die geen waarde hadden in de samenleving. Mensen onderdrukten en maakten slaven van hun medemensen; ze stelden zelfs speciale categorieën in en deelden mensen in op basis van geld, gezag, opleiding, of wat zij cultureel waardevol vonden. Zij vergaten dat God iedereen naar zijn beeld en gelijkenis schiep en hen allen dezelfde vrijheid en waardigheid gaf, zonder enige vorm van bevoordeling of discriminatie.

De vraag van God aan Kaïn, in het boek Genesis, klinkt nog steeds na: “Waar is je broer Abel?” (Gen. 4:9) en herinnert ons aan onze broederschap en verantwoordelijkheid jegens elkaar als mensen. Ons antwoord moet niet dat van Kaïn zijn: “Ben ik mijn broeders hoeder?” (vers 10). Wij moeten veeleer aanvaarden dat wij elkaars hoeder zijn en dus verantwoordelijk voor elkaar. Wij zijn met elkaar verbonden door liefde en broederschap. Wij moeten spontaan reageren op de noden van onze broeders en zusters met broederlijke liefde, vrijgevigheid, enthousiasme en toewijding, zoals Mor Philoxenos van Mabbug leerde in zijn homilie over eenvoud:
“Abel in zijn onschuld hoorde en gehoorzaamde als een kind, want zijn eenvoud had het kwaad niet overwogen. Hij had zich in zijn hart niet afgevraagd waarom [Kaïn] hem naar het dal riep, noch was hij zich bewust van Kaïns haat jegens hem, want eenvoud weet deze dingen niet te zien. Toch ging hij met hem om door de onschuld van zijn hart en door de liefde voor zijn broer, en waar hij hem ook zou roepen, hij zou gemakkelijk gehoorzamen.”

De recente aardbeving die vele regio’s in Syrië en Turkije heeft getroffen, heeft geleid tot tienduizenden slachtoffers, tienduizenden gewonden en miljoenen ontheemden en daklozen. Deze huidige situatie in onze landen vereist dat wij allen ons geloof tonen door onze daden. We moeten de verantwoordelijkheid voelen die we ten opzichte van elkaar hebben, en dus zeggen: “Ja, ik ben de hoeder van mijn broeder en zuster! Ik ben verantwoordelijk voor hun welzijn”, ongeacht hun nabijheid, godsdienst, kleur of ras. Zo worden we werkelijk kinderen van de Goede God, die zijn zegeningen niet onthoudt, zelfs niet van hen die slecht zijn. Tijdens onze bezoeken aan de door de aardbeving getroffen gebieden in Turkije en Syrië, waren wij getuige van en merkten wij
de grote mate van medeleven en verantwoordelijkheid die velen hebben getoond. Individuen, kerken, gemeenschappen, organisaties en landen zijn allemaal samengekomen om alle mogelijke hulp te bieden, elk naar eigen vermogen. Zo is de vriendelijkheid die God in de mens heeft ingeprent toen hij hem schiep naar zijn beeld en gelijkenis, op zijn best geopenbaard en geportretteerd. Gevoel voor elkaar en onszelf beschouwen als beschermers van elkaar brengen terug geruststelling en hoop op een betere toekomst voor onze mensheid.

Daarom moeten wij, geliefde kinderen in Christus, voor elkaar zorgen, mensen met pijn troosten, mensen met verdriet troosten, de zwakken steunen, liefhebben en dienen, en medeleven met hen tonen. Wij moeten dit niet alleen doen voor hen met wie wij dezelfde etniciteit, nationaliteit, geloof of taal delen. Onze liefde moet overvloeien om hen te omhelzen die zich buiten de deuren van de Kerk bevinden, allen die ziek zijn, onderdrukt worden of lijden.
Zo houden wij de waarden van de zuivere godsdienst hoog: “Wezen en weduwen in hun verdrukking verzorgen” (Jacobus I:27), voedsel geven aan de hongerigen, drinken aan de dorstigen, onderdak aan de vreemdelingen, kleren aan de naakten, zieken verzorgen en de gevangenen bezoeken (vgl. Mt 25:35-36). Laten we iedereen dienen, hen met barmhartigheid behandelen en van harte verzorgen. Elkaar met liefde dienen maakt Christus onder ons aanwezig en geeft ons de mogelijkheid dichter bij onze Heer te komen. Bovendien verstaan we onder onze naaste iedereen die we tijdens ons leven tegenkomen. We beseffen ook de ware betekenis van de woorden van God, “Ik verlang barmhartigheid, geen offers” (Hos 6:6; Mt 12:7); daarom volgen wij het gebod van onze Heer Jezus en behandelen elkaar met barmhartigheid (vgl. Lc 10: 29-37) om onze mensheid, die gewond is door egoïsme en misbruik van vrijheid, weer hoop te geven.

Lieve geestelijke kinderen,

Wij nodigen jullie uit om in deze Heilige Vastentijd samen met ons te denken over onze menselijke verantwoordelijkheid jegens elkaar. Deze verantwoordelijkheid komt voort uit het Christelijk geloof, dat ons oproept om niet te discrimineren, maar iedereen met onvoorwaardelijke en broederlijke liefde te behandelen. Inderdaad, liefde is onvoorwaardelijk; ze houdt zich niet bezig met de waardigheid van de ander, maar komt voort uit ons geloof in God en verbondenheid met de vereniging van gelovigen.

De heilige vastentijd is een gelegenheid voor ons om ons verbond met God te vernieuwen en zijn grootste gebod op te volgen: “Heb elkaar lief” (Joh 13:34). Laat ons het vasten in acht nemen zoals voorgeschreven en “werken doen die getuigen van berouw” (Handelingen 26:20). Laten we aalmoezen geven aan de armen en de behoeftigen, en volharden in vurig gebed opdat de Heer alle obstakels van ons geestelijk pad verwijdert die ons verhinderen boven de aardse zaken uit te stijgen naar de hemelse dingen.

Moge de Heer God u zegenen en uw vasten, gebeden en aalmoezen aanvaarden. Moge Hij u de hemelse wijsheid schenken waardoor u in Zijn goddelijk licht kunt wandelen en nooit van Zijn wetten afdwaalt. Moge Hij uw geestelijke strijd met overwinning bekronen en u versieren met alle goede deugden. Moge Hij u vredige dagen geven, zodat wij samen met vreugde, zuiverheid en heiligheid Zijn glorieuze wederopstanding kunnen vieren. Wij vragen Hem u te behoeden voor alle soorten ziekte en pijn door de voorspraak van de eeuwige maagd Maria, Moeder van God, de heilige Petrus, hoofd der apostelen, de heilige Philoxenus van Mabbug, en alle martelaren en heiligen, Amen.